Column | Integriteit is meer dan een risico-reductie-vraagstuk
Het is een regenachtige dinsdagmiddag in deze druilerige zomer als de meldlijn gaat. De beller benadrukt direct geen melding te willen maken, maar advies te wensen. Het verenigingsbestuur van de sportclub in kwestie heeft een vertrouwenscontactpersoon, onze beller, aangesteld en gedragsregels voor de verenigingsleden. Tot zover positief. Verder uitvragen leidt tot de constatering dat het om ‘paniekvoetbal’ gaat naar aanleiding van de zoveelste integriteitsschending.
Het gesprek verplaatst zich naar de sociale basiseisen. De club heeft het allemaal nét-niet geregeld en is daarin vreemd genoeg geen uitzondering. Bijvoorbeeld een gedragscode schrijven, maar die vervolgens direct onder in de lade van het bestuur leggen. Het verbaast mij oprecht dat in de huidige tijd, waarin we dagelijks geconfronteerd worden met (de gevolgen van) ernstige integriteitsschendingen een deel van de bestuurders blijft zeggen ‘Wij kennen onze mensen, bij ons gebeuren dat soort zaken niet’. Wat maakt het dat een (te groot) deel van de sportbestuurders lijken te beschikken over superieure desinteresse als het thema veilig sportklimaat op de agenda staat?
De sociale basiseisen zijn vier door NOC*NSF opgestelde eisen voor veilig sporten |
De verwachting is dat deze basis op orde hebben, binnen niet afzienbare tijd in heel Nederland verplicht zal zijn. De aanstelling van een vertrouwenscontactpersoon en het hebben van een gedragscode zijn eisen om te kunnen deelnemen aan de Regeling gratis VOG. En natuurlijk is de VOG geen wondermiddel. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de plegers in de sport first offender is en dat 90% van de slachtoffers nooit melding maakt. Met de Regeling gratis VOG houden we de in het strafrecht veroordeelden tegen die een groot gevaar (kunnen) vormen voor de veiligheid op de vereniging. Zie het als een eerste zeef.
Terug naar het telefoongesprek. Nadat we de sociale basiseisen hebben besproken, deelt de vertrouwenscontactpersoon wat de taakverdeling is tussen haar en de andere vrijwilligers om een veilig sportklimaat te waarborgen. Van een ‘verdeling’ is overigens geen sprake. De bestuurders hebben haar met de benoeming tot vertrouwenscontactpersoon geprolongeerd tot integriteits manusje-van-alles.
De sociale basiseisen beperken risico’s op integriteitsschendingen, maar integriteit is meer dan een risico-reductie-vraagstuk. Integriteit gaat over ethica, waarden bespreken en normen bepalen, afstemmen en borgen. Integriteit gaat over het bespreken van positieve waarden en het doorlopend werken aan de cultuur van de vereniging. Dit vergt structureel eigenaarschap van bestuurders, kaderleden en andere sleutelfiguren binnen de vereniging.. De bestuurlijke drukte bij sportverenigingen is bekend. Teruggelopen ouderbetrokkenheid, vrijwilligerstekorten en toegenomen lasten. De bestuurder komt niet meer tot besturen. Het varen op intuïtie, zonder stringente preventiemaatregelen en integraal integriteitsbeleid kan een gevolg zijn van de bestuurlijke drukte. Een problematisch gevolg.
Het belang van integraal, samenhangend, beleid op het gebied van integriteit houdt in de praktijk het nastreven van een open, dynamische cultuur in. De checklist basiseisen is handig, maar slechts een beginpunt. Losse maatregelen veranderen de cultuur niet op de club. Werk vanuit de clubmissie en visie – positieve waarden – zoals het spelplezier, de mogelijkheid om te ontwikkelen (als sporter en mens) en een vereiste degelijke samenwerking tussen vrijwilligers. Blijf dit ieder seizoen herhalen. Bespreek wat je van elkaar verwacht en wat je doet als het een keer misgaat om een risico-regel-reflex te voorkomen.
Na ruim een uur sluiten we het telefoongesprek af. Een maand later belt de vertrouwenscontactpersoon terug. Inmiddels is er een gedragscommissie gevormd, waarbij een bestuurslid, een actieve ouder en trainer aanschuiven. Samen werken ze aan een actieplan, samen voor een veilige sport.
Jonathan van Dongen
Casemanager CVSN
(Deze column is geschreven op basis van een fictieve casus)